Wie kent ze niet, de gele praatpalen van de ANWB langs de kant van de snelweg? Zij waren de steun en toeverlaat van ieder ANWB-lid dat met pech langs de snelweg kwam te staan. Maar het einde van de praatpaal is in zicht.

Hoe het begon

Al in de jaren dertig bedacht de ANWB dat ze telefoonposten wilden langs de belangrijkste doorgaande wegen. Om dit te realiseren dacht men aan een netwerk van telefoonaansluitingen met huisadressen van ANWB-leden. Deze hulpposten konden dan weer op hun beurt de Wegenwacht richting de pechvogel sturen.

Helaas lag het project lange tijd stil door uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende wederopbouw van Nederland. Pas in 1960 kreeg het project concrete vormen. De ANWB plaatste als test dertien telefoonzuilen langs de Rijksweg 13 (Den Haag-Rotterdam). Deze telefoonzuilen stonden in directe verbinding met het Wegenwachtstation Pauwmolen. Al in het eerste jaar kwamen er zestienduizend meldingen binnen, we kunnen dus spreken van een succesvolle test.

Overheid helpt mee

Ondanks dit succes bleef overheidssteun aanvankelijk achterwege, de ANWB organiseerde daarom op eigen houtje dertien centrale hulpposten door het hele land. In 1970 stapte overheid toch mee in het project en plaatste Rijkswaterstaat langs Rijksweg 28 (Hoevelaken-Zwolle) de eerste van vele duizenden gele praatpalen.

In 1977 had het netwerk een landelijke dekking. Als norm hanteerde men dat een gestrande automobilist nooit meer dan een kilometer hoefde te lopen om een praatpaal te bereiken. Bijkomend voordeel is dat de ANWB op die manier precies wist waar de stilgevallen auto zich bevond.

Einde is in zicht

Eind jaren negentig waren er 3.500 praatpalen in gebruik, maar door de opkomst van de mobiele telefoon zagen velen de bui al hangen. In 2014 werd het doodsvonnis van de praatpaal getekend en op 1 juli 2017 is het dan zover. Na 57 jaar trouwe dienst verdwijnt de gele praatpaal definitief uit ons straatbeeld.